Vreemde gesprekken

Bij Lezione ventuno van Alessandro Baricco


I

“Let er niet te veel op. Het went wel.
Echter: het zijn eersteklas mensen, ook
de vogelmeester en de stiltefunctionaris.”

“Mag ik wat tijd van u lenen?”

Hij zou dat moment voor de rest
van zijn leven niet meer vergeten.

Er werd herhaald: “Waar
gaan gedichten eigenlijk over?”


II

“Bekijk dingen van dichtbij, anders
begrijpt u niets. Het geheim van het ijs
bijvoorbeeld, het is een soort plattegrond.”

“Er zijn honderden, neen: duizenden dagen
die we moeten begrijpen. Het geheim is
dat we de wereld leeg moeten maken.
We maken de wereld leeg voor hen.
We scheppen leegte!

Het is de leegte die de moeilijke stappen
mogelijk maakt, stappen die we anders
niet zouden kunnen zetten.”

“Maar er is hier niets. Alles is al leeg.”

“U heeft geen idee wat leegte is.”


III

“Wat moeten we met al die vogels?”

“We gebruiken ze als signaal.
We laten ze op het juiste moment los,
zodat zelfs op een afstand
de wereld het signaal ziet en even stilstaat.

Weet u hoe u de vogels stil krijgt?”

“Neen.”

“Door elkaar te zoenen!

“?”

“Het werkt, maar vraag me niet waarom.”


IV


Het was het zuiden van de ziel
waarop men jaren had gewacht.

“Weten jullie niet meer wat
 er allemaal geschreven is?”

Hij was een onverschrokken zeilschip
in een fles die in zee geworpen werd.
Opgesloten in een glazen stilte
was dat zijn manier van varen.

Het is waarschijnlijk dat er zonder
de stilte niets gebeurd was.
Zonder stilte kan er nooit iets gebeuren.

“Wij boffen. De sneeuw schept stilte.”

“De sneeuw vervult haar plicht.”

“Ze bewoog alsof ze niet uit zichzelf kon treden.”


V

Als een waaier die geopend werd,
oogde dit gebed voor leken.

“Het was geen gebed, maar een droom.”

“Weet u wat het droevigste is?
Omdat het een mooie zondag was
trokken de mensen de natuur in.”

Een voor een stapten vrienden op.

Er klonk oude muziek.

“Als je bejaard bent zijn sierlijke dingen
veel te ingewikkeld. Lichtheid verdampt
en wordt nutteloos, als vleugels zonder vogels.”

“Ach, die gebaren van de vergleden tijd.”

“Een wonder kan iedereen wel gebruiken.”



Verschenen in Gierik & Nieuw Vlaams Tijdschrift, 32ste jaargang, nummer 125, Antwerpen, 2014